© 2007 Ginderbroek

1969
2019
Wijkwerking Ginderbroek
Foto’s
contact


De bakermat van Mol-Centrum en dus ook van Ginderbroek is een van bijrivieren van de Grote Nete, later de Mol-Nete genoemd.

De eerste inwoners vestigden zich zo dicht mogelijk bij het water, maar ook ver genoeg om behoed te blijven van overstromingen.
Elk jaar overstroomde de Nete. Het slib zette dan een dun laagje humusrijke grond af en zorgde voor een natuurlijke bemesting.
Maar die overstromingen vormden toen ook al een bedreiging, want het water kwam soms tot vlak tegen de hoger gelegen woningen.
Om Herentals en Lier van grote overstromingen te vrijwaren, waren er vanaf de 15de eeuw op de Nete noodsluisjes of regelschotjes geplaatst en greppels gegraven om zo het water hier te houden. Die sluizen en sloten dienden ook om het water in de beemden te regelen.
In Ginderbroek was er ook een, namelijk tussen Borgerhoutsendijk en de Schapendijk (‘Schabberdekske’).                        
(Zo leefde Ginderbroek nr. 16, p. 16-18)

Al tijdens het bestuur van Maria-Theresia van Oostenrijk werden verordeningen uitgevaardigd (1766) voor het droogmaken van de oevergronden, beemden en landerijen die door de Nete gedurig overstroomden. De riviertjes moesten een zekere breedte en diepte hebben. Voor die van de Mol-Nete achter Ginderbroek werd 12 voeten vastgesteld.
Daarbij moest tweemaal per jaar elke waterloop geruimd worden door de boordeigenaars, zelfs op bepaalde datums door de bestendige deputatie van de provincie vastgesteld. Bij nalatigheid werd de kruidruiming van ambtswege op kosten van de eigenaars uitgevoerd.

Waterloopen – Kruidruiming
De Burgemeester der gemeente Moll, verzoekt de boordeigenaars
MAANDAG en DINSDAG aanstaande de kruidruiming te verrichten
in al de waterloopen van het grondgebied der gemeente.
Daarna zal de ruiming van ambtswege geschieden op kosten der nalatigen.
Moll, den 30 Mei 1914, De Burgemeester Edm. Van Hoof


Voor de plaatselijke wolnijverheid was het Netewater van het allergrootste belang. Al de aanpalende wolbedrijven hadden hun wasplaatsen langs de Nete. De wol werd gewassen en daarna overvloedig gespoeld in het stromende water, vooral door de bedrijven achter de kerk, maar waarschijnlijk ook door de drie lakenbedrijfjes in de Nieuwstraat (Vincent Van Tongel, Petrus Verrees en Petrus Knaeps) volgens het kadaster van 1834.

De mensen gebruikten meestal het woord ‘beek’ als het over de Nete ging: "We gaan naar de Beek zwemmen."  "Er zit veel vis in de Beek."  "De Beek moet geruimd worden."

Als oudere mensen over vroeger vertellen, komt de Nete vaak voor in hun gesprek. De meeste woonden immers in Nieuwstraat, Ginderbroek, Polderstraat en Hooistraat, dus vlak bij de waterloop. En steeds gebeurde er wat aan de Nete, zowel in de winter als in de zomer.