De belangstelling voor de geschiedenis zit onmiskenbaar in de lift. Op tv scoren historische programma’s uitzonderlijk knap. En wie kan er naast de vele historische films kijken die met grote regelmaat in roulatie komen. De stambomen rijzen uit de pan.
Ja, bijna iedereen wil weten hoe zijn voorouders geleefd hebben.
Onder ‘wijk’ verstond men het sociale weefsel dat een groep mensen tot een gemeenschap maakte. Het was een buurtschap waar ‘iedereen iedereen kende’. Men kende de kleine perikelen van ieders huishouden, veestapel en oogst. De mensen groetten elkaar onderweg en stelden belang in het wel en wee van mens en dier. Ze hielpen mekaar voort en de buren leverden elkaar hand- en spandiensten. Hun kinderen groeiden samen op, speelden met elkaar en gingen samen naar school. De jeugd trok samen naar de kermis. De sporttakken waren beperkt, zodat iedereen dezelfde sport beoefende. In Ginderbroek waren dat voetbal (FC Standaard), duivensport (De Vrije Duif), biljarten (S.E.O.L. en Fort) en boogschieten (De Vossepijp).
De buurtschap begroef samen zijn doden, er was geen begrafenisondernemer nodig.
Het was een samenleving die de waarden van de wijk wilde vasthouden waardoor de toekomst een herhaling was van het verleden. Er heerste rust en traditie, maar ook armoede en vetes.
Tegenover de ongebreidelde macht van de staat en de kerk, leefden de arbeidersgezinnen in benarde levensomstandigheden, maar ze lieten gedwee alles over zich heen glijden. Alleen de kermissen en het plaatselijke verenigingsleven, zoals onder meer de schuttersgilde Sint-Barbara en het mannenkoor ‘Zucht naar Kunst’, brachten wat vertroosting in hun bestaan.
Na de Tweede Wereldoorlog hielden de families en de kleinere vriendengroepen minder rekening met de buurtgrenzen. Doordat het Mols Veld van Ginderbroek werd volgebouwd en in de wijk appartementscomplexen werden gebouwd, kregen we een verstedelijkte buurt, die tot een andere samenleving leidde.
De welstand verbeterde zienderogen, maar ondertussen plooide de mens zich terug op zichzelf met als gevolg de vereenzaming en de vervreemding.
Anna en Jan Ruts van de Martelarenstraat, die in Ginderbroek geboren en opgegroeid zijn, hebben er meer dan tachtig jaar gewoond. “We hebben een wijk van arme arbeiders en huishoudens zien veranderen tot een welvaardige buurt. De mensen hebben het nu alleszins veel beter dan vroeger. Maar of ze gelukkiger zijn geworden, is een andere vraag.” En daarop bleven ze twijfelend het antwoord schuldig.