In dat jaar besloot de parochieraad van Mol-Centrum om haar gebied te verdelen in 12 wijken: Heidehuizen, Hutten, Keirlandse Zillen, Laar (Rond), Markt, Mols Veld, Rozenberg, Stationsstraat, Turnhoutsebaan, Westhoek en Ginderbroek. In elke wijk werd een comité aangesteld en verkozen. Ze streefden dezelfde doelstelling na, maar dan in hun eigen en typische samenleving.
Tot op de dag van vandaag blijven er vier over die nog een degelijke wijkwerking hebben: Heidehuizen, ’t Rond, Westhoek en Ginderbroek.
De afbakening van de wijken verliep niet zonder moeite. Zo werden de onpare huis-nummers van de Martelarenstraat bij Ginderbroek gevoegd en de pare nummers kwamen bij de Westhoek.
“De Veldstraat en aanpalende straatjes, zoals Gasthuisstraat, Vennenstraat en voorste gedeelte van de Hoogstraat, waren vroeger één. We kenden mekaar, we leefden met elkaar, we vierden samen kermis.
En dan 1969? De parochie van Mol-Centrum verdeelde haar grondgebied in wijken. De Martelarenstraat (vroeger Veldstraat geheten) werd in tweeën gesplitst: de rechterkant met de paren nummers kwam bij Westhoek en de onpare nummers bij Ginderbroek. Het werd een verplichte scheiding en ik heb het daar altijd moeilijk mee gehad, nu nog. De Veldstraat in tweeën verdelen, dat had nooit mogen gebeuren. Ik voel me nu nergens meer thuis.” Het was de opgekropte mening van Charel Goelen die aan de kant van de Westhoek woonde.
De onpare nummers van de Oude Molenstraat behoorden tot het grondgebied van Mol-Centrum, meer de pare nummers was parochie Ezaart.
De bewoners van de Oude Molenstraat die op het grondgebied van Ezaart woonden, besloten toch met de activiteiten van Ginderbroek mee te doen. Dat was een betere oplossing dan in de Martelarenstraat, maar ook die bracht moeilijkheden met zich mee, onder meer bij het papierophalen en met Ziekenzorg.
In 1974 vroeg de bestuursleden van het wijkcomité van Mols Veld of ze bij Ginder-broek konden aansluiten. Wat ook gebeurde.
Sinds de aanleg van de Zuiderring in 1989 kozen de inwoners, die tussen de Nete en de Zuiderring woonden, voor Ginderbroek in plaats van Heidehuizen.
Het is misschien nu de gelegenheid om over iets te vertellen over de grenzen van Ginderbroek, want dat is ook al een eeuwengeschiedenis.
Grenzen vervagen, zijn soms zonevreemd en worden hertekend, ze worden veroverd en heroverd tot er na de verschuivingen een vergelijk komt. De grenzen van de wijken zijn ontstaan als een grillige lappendeken, dat nog voortdurend veranderd van vorm en kleur.
De eerste benaming van onze wijk was Ten Broecke en werd voor het eerst genoemd in het jaar 1495.
Hiermee bedoelde men toen het gebied aan de Nete dat ten westen van het Centrum lag, samen met zijn bewoners. De gemeente was verdeeld in heerdgangen (gebieden of wijken).
Oorspronkelijk had men in Mol zes wijken, te weten Plaats (Markt, Laar en Ginderbroek), Ezaart, Stokt met Hofstede, Genegoor met Achterbos, Sluis en Ginderbuiten. Elk van die heerdgangen vormde een aparte eenheid met een eigen vertegenwoordiging in het lokale bestuur met gezworenen, bedezetters en zavelmeesters.
De ‘Kruislievenheer’ (Heilig Straatje, nu Elzenstraat in Ezaart) was toen het einde van heerdgang Mol-Centrum waarbij Ginderbroek hoorde, en het begin van heerdgang Ezaart.
In de schattingsboeken van het Oude Regime, de voorlopers van het huidige kadaster, blijkt dat alles wat lag tot aan dat stenen kruisbeeld tot het grondgebied van Ginderbroek van Mol-Centrum behoorde.
De mensen van Ezaart brachten hun overledenen tot aan die grens, waar de geestelijkheid van Mol het lijk kwam afhalen voor de uitvaartdienst.
Het is vermoedelijk geen toeval dat het stenen kruis was geplaatst op de grens tussen Ezaart en Ginderbroek. Het zou immers een ‘zoenkruis’ geweest zijn dat iets te maken had met de middeleeuwse rechtsgebruiken. Moordenaars ontkwamen aan de doodstraf wanneer de familie van het slachtoffer geen bloedwraak eiste. Als die familie de verzoening verkoos, was de dader verplicht als moreel herstel een ‘zoenkruis’ op te richten op de plaats door de eisende partij aangeduid.
Maar … toen de Franse ambtenaren in 1811 voor het eerst de nieuwe kadastrale sectoren opstelden, viel hun keuze van de grenslijn op de Borgerhoutsendijk en de Oude Molenstraat. Voortaan zou de zone ten westen van de Borgerhoutsendijk en Oude Molenstraat toebehoren aan de sectie Ezaart en de zone ten oosten aan de sectie Ginderbroek.
De verlegging van de traditionele grenzen ten nadele van Ginderbroek en ten voordele van Ezaart was te beschouwen als een inbreuk op het voormalige gewoonterecht van de Ginderbroekse heerdgang (land).
Het protest van de inwoners van Ginderbroek tegen de onrechtvaardige ingreep had bij het nieuwe Franse bestuur geen enkel effect. Zo moest Ginderbroek met leedwezen een deel van zijn grond en mensen zien overgaan naar de winnende Ezaartse partij.
Die toestand bleef tot heden toe onveranderd bewaard en zal nooit meer veranderen, omdat de grondregie met Ezaartse kadasternummering na bijna 200 jaar een vast element van het dagelijks leven binnen de onroerende goedsector is geworden.
Het is een boeiend, maar treurig Ginderbroeks grenzenverhaal!
De spoorlijn, gebouwd in 1789, vormde meteen de noordelijke grens. Het aanleggen van de Zuiderring werd de nieuwe zuidelijke grens in plaats van de Nete.
1990 – Twintigjarig bestaan met straatafgevaardigden