De elektrische centrale van Mol-Donk, met twee schoorstenen van
elk 125 meter hoog en een koeltoren van 75 meter.
Al in het jaar 1800 is er voor het eerst sprake van elektrische verlichting, met onder meer de uitvinding van de gloeilamp. De eerste Belgische stroomgenerator werd in Cockerill gebouwd in 1884. Maar de overschakeling naar elektriciteit werd fel tegengewerkt door de toen bestaande gasmaatschappij die concurrentie vreesden voor hun gasverlichting.
Onze streken zou voor deze omwenteling moeten wachten tot de eerste steenkoolmijnen in werking kwamen, want zij bouwden eigen centrales om het hele bedrijf van elektriciteit te voorzien. Zij verkochten ook stroom aan de mijncité en de bedrijven. Zo leverde de koolmijn van Beringen in 1923 elektriciteit aan Vieille Montagne van Wezel.
Van dan af begonnen maatschappijen een elektriciteitsnet uit te bouwen, straat na straat. De grote doorbraak kwam er in 1929 met de bouw van de elektrische centrale te Mol-Donk en van de vele elektriciteitscabinen, onder meer die van Peerdskerkhof.
De uitbreidingen van het net kunnen we volgen aan de hand van de verslagen van de gemeenteraad.
- In het jaar 1924 werd in elke gemeenteraad gesproken over de elek-
trische voorziening.
- 24.05.1924: Openbare verlichting – aansluiting provincie
- 16.02.1926: Lening elektriciteit laagspanning
- 08.10.1927: Aanbesteding van de elektriciteit in openbare gebouwen
van het Centrum en in de Sint-Pieter en Pauwelkerk
- 1927: elektriciteit in Sint-Pieter en Pauwelkerk
- 24.07.1929: Uitbreiding Rauw, Wezel, Sas 3
- 29.10.1930: Elektrificatie Heidehuizen
- 18.04.1931: De uitbreiding elektriciteit is voorzien en gestemd voor
Doornboomstraat, Ginderbuiten, Hangarstraat, Toemaat-
hoek, Tuinwijk, Kapellestraat en Oostervennestraat
- 23.04.1932: Uitbreiding elektriciteit in Polderstraat, Oude Molen-
straat, Gas- en Vennestraat
- 01.10.1932: Elektriciteit einde Veldstraat (nu Martelarenstraat)
- 14.11.1932: Uitbreiding Ezaart en Hessie
- 1933: Aansluiting met H. Hartziekenhuis
Op enkele jaren tijd zullen de meeste gezinnen over elektriciteit voor licht en toestellen beschikken en de bedrijven over drijfkracht.
Alleen de afgelegen woningen, vooral in de gehuchten, moesten enkele jaren wachten op een aansluiting.
De woning van Jan Dries in Rijpad werd pas na de oorlog van ’40-45. aangesloten.
De vader van Anna Jaspers van Ginderbroek was ‘plafonneur’ (stukadoor) en woonde tussen de beide Neten, waar nu de Rivierstraat is. Toen heette het straatje nog dat van de ‘Juge’. De woning stond ongeveer waar nu het kinderverblijf Het Molleke is.
In 1950 kwam deken Reynen de moeder van Anna bezoeken, die ziek was: “Maar Trees toch, nog altijd geen elektriciteit en ge woont zo dicht bij het Centrum! Als de kerktoren zou omvallen, ligt de haan op uw dak.”
Een goede week later werden in het straatje van de ‘Juge’ twee palen geplaatst en werd de woning van de familie Jaspers als laatste van Mol-Centrum aangesloten op het elektriciteitsnet.
In het spoorweghuis aan de Martelarenstraat woonde de familie Verreyt, de grootouders van Marina Hannes van Martelarenstraat.
Tot vele jaren na de Tweede Wereldoorlog was er nog geen elektriciteit in de zogenaamde ‘routewoning’. De kabel van het net lag tot aan het kruispunt van Hofstede-De Rooy. Wilden ze stroom hebben, dan kwam het doortrekken van de kabel op rekening van de familie en dat was voor hen een onbetaalbare investering. Tot dan moesten ze zich behelpen met een petroleumlamp en het licht van de brandende kachel. Pas in 1953 werd het spoorweghuis aangesloten.
Bij de aansluitingen van de woningen legden de elektriciens de leidingen op de muren, naast de deurstijl, met een draaischakelaar op de deurstijl. Als men aan de knop draaide, sprong het licht aan of uit. Voor sommige kinderen was het een spelletje: “Mag ik nog eens draaien?”
Het zal nog vele jaren duren eer iedereen elektriciteit heeft: in de Oude Molenstraat in 1933.
De elektrische ‘cabine’ van Peerdskerkhof
is gebouwd in 1929.
In 1987 werd het bovenste gedeelte van de cabine afgebroken. Nu staat ze verborgen tussen de klimop.
Deze foto is genomen in de Nieuwstraat, bij het leggen van de ondergrondse lijnen voor de openbare verlichting, enkele jaren voor 1955, want de tramrails zijn in de straten nog niet opgebroken.
De ploeg bestond uit Suske Hannes, Rijpad, als graver, Vic Snoekx, Hoogstraat, als monteur.