De stichter van deze zangmaatschappij ‘Zucht naar Kunst’ van Ginderbroek was huisschilder en cafébaas Jules Cools, die afkomstig was uit Westerlo en hier getrouwd was met Mieke Blanckaerts. (Maria Boons)
Ze baatte de herberg en afspanning uit ‘In de vrachtkar’, waar ook het lokaal was.
In de beginjaren was het enthousiasme in de nieuwe groep groot, want ze speelden ook elk jaar toneel., die ze ‘Toneelkundige avondfeesten’ noemden. Met de opbrengst van hun toneelopvoeringen konden ze elk jaar een teerfeest geven en meedoen met het feest van Sint-Cecilia.
De zangmaatschappij Zucht naar Kunst heeft in haar beginjaren samen met de herbergiers een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van Ginderbroek-kermis. Elk jaar leerde het mannenkoor een kermislied aan en zo trokken ze door de wijk van de ene herberg naar de andere. Op een podium dat op het pleintje van Ginderbroek was opgesteld, gaven ze ook een concert.
In 1952 bloedde het koor langzaam dood bij gebrek aan nieuwe leden.
(Zo leefde Ginderbroek: Zucht naar Kunst: in voorbereiding)
Fokske, de roepnaam van Fons Horemans,
was de man die vanaf het begin tot het einde bij de maatschappij was, van 1905 tot 1952. Hij was de rode draad in 50 jaar Zucht naar Kunst.
Bij een optocht of een serenade was hij altijd gekleed in zijn soldatenuniform en droeg steeds een klaroen mee.
Een andere bezieler van het mannenkoor was de Porre, de toegeworpen naam van kleermaker Berghmans van Ginderbroek. Hij was nooit voor een grap verlegen.
De maatschappij doorbrak het eentonige en arme leven van de mensen van een volkswijk. Hun bedoeling werd samengevat in een strofe van hun eerste lied: ‘’t Is dan aan U (het mannenkoor) dat men bij tijd nog gelukkig leeft. Gij zijt onze troost voorwaar en ons enig vermaak.’
Dit was het eerste lied uit het schrift van Jan van de Lange alias Jan Vanderschoot,de secretaris van het koor.