De telefoon werd door Graham Bell in 1876 uitgevonden. Drie jaar later richtte Bell Telephone Compagnie al lokale telefooncentrales op in Brussel, Antwerpen, Luik en Verviers.
Dankzij de tussenkomst van graaf de Broqueville, later eerste minister van het land, krijgt Mol een hulptelefoonnet.
We bezitten een telefoongids van 1937-1938. Wie van Ginderbroek had toen al telefoon? Alleen de handelaars.
14 Karel Nietvelt, Borgerhout, herberg, maalderij, Ginderbr. 72
92 Jef Beyens, ’t Bazarke, Ginderbroek 62
133 Edward Molenberghs, kolen, Ginderbroek 53
143 Frans Mols, zaden, Ginderbroek 64
156 Jules Nijs, veehandel, Ginderbroek 35
160 Jan Sannen, kolen, Oude Molenstraat 1
201 Pierre Cuyvers, schoenen, Ginderbroek
210 Louis Van Hees, vervoer, Ginderbroek
233 Gustaaf Schaevers, taxi’s, Nieuwstraat 3
265 Frans Boons, café en kolen, Veldstraat 16
277 Louis Heylen, granito, Nieuwstraat 48
297 Ferdinand Van Hees, vervoer, Ginderbroek 51
In het begin hing de telefoondienst af van het ministerie van Verkeerswegen. De telefonisten werkten in een lokaal van het station en de stationschef leidde de werkzaamheden. Pas in 1929 richtte de staat het ministerie van R.T.T. op. In 1932 verhuisde de telefooncentrale van het station naar een bureautje in de Corbiestraat. Er stonden toen tien tafels. Aan elke tafel zat een telefonist(e) voor een groot schakelbord met de nummers van iedere abonnee. Dat nummer was bedekt met een klepje.
Wie wilde telefoneren moest eerst de centrale van Mol oproepen door aan een hendeltje te draaien. Op dat ogenblik viel in de telefooncentrale het klepje voor zijn nummer omlaag. De telefonist wist zo wie belde en hij nam zijn hoorn en stak de stekker ervan in de opening naast het nummer van de oproeper en zei: “Spreek maar.”
De abonnee van Mol vroeg dan bijvoorbeeld om met iemand van Geel te bellen. De telefonist verbond dan Mol met Geel. In Geel bracht de telefonist de verbinding tot stand met de gewenste persoon.
Als het gesprek gedaan was, draaide de beller van Mol weer aan zijn toestel, en zo wist de bediende van de centrale van Mol dat hij de stekker met de lijn naar Geel mocht uittrekken.
Er kon alleen gebeld worden van 6 uur ’s morgens tot 22 uur ’s avonds. Iemand uit zijn bed bellen, was er toen niet bij.
Leon van de Lansier, alias Leon Boons (°1915), van de Martelarenstraat werkte van 1931 tot 1980 op de telefooncentrale van Mol.
Door het leggen van die verbindingen hoorden de telfonisten mekaar heel vaak. Ze kenden hun stem en zelfs vaak hun voornaam, zonder dat ze mekaar ooit gezien hadden. Maar soms bleef het daar niet bij. Zo spraken Leon en een zekere Aline, via de telefoon, af mekaar eens te ontmoeten in Herentals.
1955 - De telefonisten in hun gebouw aan de Corbiestraat
Mol – 1960 De foto is genomen enkele maanden voor de automatisering.
33 bedienden zorgden toen voor een 1700-tal abonnees, maar na de automatisering bleven er nog twee over.
Op de achtergrond Leon Boons van de Martelarenstraat.
Na de oorlog evolueerde het gebruik van de telefoon enorm. In 1937 telde Mol een 300-tal aansluitingen, in 1960 was dat aantal opgelopen tot ongeveer 1700 en nu bevat de ‘Witte Gids’ voor Mol al meer dan 12000 abonnees.