Het jaar 1901 was de start van een uitzonderlijke eeuw. Ze kondigde zich eerst wel rustig aan. De mensen waren al lang gespaard gebleven van epidemieën, voedselschaarste en oorlogen. Van de Frans-Duitse oorlog (1870) sprak men al lang niet meer en de onrust die de Eerste Wereldoorlog vooraf ging, was nog niet tot hier doorgebroken.
Maar de eerste helft van die twintigste eeuw werd de meest geweld- en moorddadige in de Westerse geschiedenis. De mensen werden er geconfronteerd met twee vreselijke wereldoorlogen
Daarna is in de tweede helft van de twintigste eeuw alles dooreen geschud wat in tien eeuwen was opgebouwd. Door het invoeren van de leer- en dienstplicht, de achturendag en de vijfdagenweek, de industriële en elektronische revolutie, de stap op de maan, de kernenergie, de computer en de geneeskunde kreeg de wereld een totaal nieuw uitzicht. De levensstandaard van de mensen verbeterde zienderogen en ze uitte zich onder andere in betaald verlof en een hoop vrije tijd. Het vrouwenrecht, de emancipatie, gelijk loon naar gelijk werk en de pil, dit alles bevrijdde de vrouw uit haar huiselijke cocon en ze veroverde een rechtvaardige plaats in de samenleving. De auto, het vliegtuig, de hovercraft, de hogesnelheids-trein en de spaceshuttles, de pers, de radio, de telefoon, de gsm, de televisie en de computer schiepen een wereld van communicatie en mobiliteit.
Hongersnood en de epidemieën verdwenen uit ons leven, overvloed en de verzorgingsstaat kwamen in de plaats. En we mogen zeker niet vergeten te melden dat de gemiddelde levensduur in het Westen opliep van 45 tot ver in de 70.
Het was echter niet al goud wat blonk: eenzaamheid, armoede in de derde en vierde wereld, lucht- en watervervuiling, consumptie en overdreven luxe, atoom- en chemische bedreiging, verkeersslachtoffers, terrorisme en drugs. Zelfmoorden bereikten recordhoogtes.
Men moest een geoefende zwemmer zijn om in deze wereld het hoofd boven water te houden.